Van 460 tot 725 was de stad in handen van de Visigoten. In 759 kwam ze aan Pepijn de Korte, koning van de Franken. Onder het feodale systeem was de stad in handen van de Trencavels en vooral in de 12de eeuw werd een periode van grote bloei.
Roger Trencavel, burggraaf van 1194 tot 1209 tolereerde en beschermde de katharen op zijn grondgebied.
De zoon van Trencavel probeerde in 1240 de stad te heroveren en wekte daarmee de woede van de Franse Koning, die de stad liet ontruimen. Om het schootsveld vrij te maken, werden alle huizen buiten de ommuring afgebroken en kregen de verbannen bewoners na zeven jaar toestemming op de andere oever van de Aude een nieuwe stad te bouwen. Deze stad werd als "bastide" met een regelmatig stratenpatroon opgebouwd. Zo is de stad steeds nog !
Niet vroeger dan in de 17de eeuw kwam er weer nieuwe bebouwing tussen de Oude Brug en de poorten van de bovenstad !
In 1850 werd zelfs besloten tot de afbraak van de versterkingen. Een van de inwoners riep daarop de hulp in van Prosper Mérimée, "inspecteur général des monuments historiques", die ervoor zorgde dat de vesting toch niet afgebroken werd. De beroemde architect en restaurateur Viollet le Duc restaureerde de stad, die nu elk jaar door meer als 3 milioenen toeristen wordt bezichtigd.
Het Canal du Midi kwam in 1996 op de werelderfgoedlijst van de UNESCO staan, en de middeleeuwse Cité volgde in 1997. Nu verwelkomt de oude stad meer dan 3 miljoenen toeristen elk jaar.